We lopen elke maand een rondje in de kennemerduinen. Het is altijd dezelfde route, tot een recent gebulldozerd pad ons een andere kant op stuurt. Opeens zien we een grijze container die er eerder niet was – vermoeden we. Of het pad liep anders – zou ook kunnen. Nu we er toch over nadenken: ook al dachten we een vaste route te lopen, de kleuren zijn nogal veranderlijk. De herten hebben we ook in verschillende hoogten voorbij zien springen. Zelfs het plichtmatige zeefilmpje tussen duinpad en koffietent blijkt in niets hetzelfde nu we meerdere digitale golfslagen naast elkaar in onze hand houden. We zijn in onze nopjes: een jaar lang dachten we hetzelfde corona-rondje te lopen, niets blijkt minder waar.
Een vast herkenningspunt op rechts tijdens de wandeling is de rij stomende fabriekspijpen met als voorportaal een setje draaiende windmolens. Ik krijg een wat ongemakkelijk gevoel. De constante verandering van kleuren, hoogten en golven was een opwekkende gedachte, maar bij stomen en draaien is dat blijkbaar een ander verhaal: natuur-cultuur dingetje? We zien de fabriekspijpen en de windmolens normaliter als ver weg – er zit minstens een meer en een zandvlakte tussen ons in, en een vogelhut die alles achter het meer lijkt te bezweren. Het is buiten het wandelgebied, ‘op rechts’ valt meestal achteloos weer uit beeld. Nu hebben we echter een container die er eerder niet was, middenin ons natuurgebied, met alle gevolgen van dien.
De fabriek is in het nieuws. Het zou een soort van natuurverschijnsel zijn. Gelukkig, dan is de container het misschien ook. Het is geen gekke gedachte – de stoom gaat meestal naadloos over in de wolken. In dat geval is de horizon van de windmolens, een geruststellende gedachte. In het nieuws is het echter niet zo: de stomende wolken zijn een onbeheersbare, oncontroleerbare, ontembare natuur – niet goed voor de gezondheid van mensen, dieren en mossen. Nu is de fabriek natuurlijk door mensen gemaakt, dat weet iedereen, maar blijkbaar is de onbeheersbaarheid van een menselijk maaksel een natuurverschijnsel waard.
Ik blader voor de zekerheid nog eens door de fabriekspijpen van ons corona-jaar. Soms is het stomen duidelijk afgetekend tegen de blauwe lucht, en lijkt het een beheersbaar verschijnsel. Vaker zijn het stoom-wolken, die niet echt ergens beginnen en ook niet eindigen. Waar het ontembare natuurverschijnsel van de stoom ophoudt, en het even grijze en eindeloze wolkendek begint, dat kunnen we niet zeggen. Inderdaad, over onbeheersbaar gesproken.
We besluiten dat we wat perspectief nodig hebben. Die behoefte hebben we altijd als we iets even niet weten. Perspectief is een net woord voor de boel op zijn kop draaien. Water boven, wolken onder, is altijd een handig truukje. In de krant staat ook zo’n plaatje: vijf personen die aan de onderkant van een rots lijken te hangen, een omlaag stekende metalen punt torent diep onder hen uit. De bewerkte foto lijkt de noordpool voor te stellen met een paar volhouders die de top hebben bereikt, maar dan een top in de diepte. Het magnetische noorden is namelijk weer eens aan de wandel; dit keer onbekend of het wederom een ommetje is of een enkele reis van een paar honderd duizend jaar richting de zuidpool – de punt naar beneden.
Het herinnert me aan een artikeltje over een van de voyagers die ons zonnestelsel uit vloog, dwars door de magnetische wand van de wetenschap heen. In de interstellaire tussenruimte kwam het opeens in lokale magnetische velden terecht. Ik probeer het terug te vinden en lees dat de batterij van beide voyagers bijna op is. Geen paniek, er staat bij dat de voyagers de aarde zullen overleven doordat ze in een lange omloopbaan rond onze melkweg terecht zullen komen. De kans dat ze tegen iets aan botsen tijdens zo’n rondje van een paar miljard jaar is praktisch afwezig, aldus een wetenschapper die zich ermee bezig houdt. Tijdens hun tocht door het lokale magnetisme zijn de voyagers in ieder geval niet de weg kwijt geraakt. Sterker nog, ze koersen af op een oneindig repetitief rondje in de ruimte.
Misschien toch ook wel een onbeheersbaar natuurverschijnsel waard, zo’n ruimtesonde waaraan niets meer te beheersen, controleren of temmen valt. Maar in dit geval blijkbaar niet iets om je druk over te maken. Het overleeft de aarde immers op gepaste afstand, het is te ver weg voor zorgen over ruimtepuin, het valt achteloos weer uit beeld. En dan zijn de rollen omgedraaid. Wie weet hoe lang de voyager nog als een soort Icarus-voyeur op ons neerkijkt; wie weet hoelang deze nog de behoefte heeft om een gezichtspunt te zijn voor ons idee van kennis terwijl wij er allang niet meer zijn. Of de twee voyagers verworden misschien wel tot zich voortbewegende schrijvers, van verhalen waarin auteurs en toeschouwers er allang niet meer toe doen.
Rondjes in de ruimte, rondjes van pool naar pool, rondjes in een natuurgebied – beheersbare rondjes zolang de immer veranderende ijkpunten te volgen zijn. Natuurverschijnselen zodra deze ijkpunten niet meer meewerken, of wijzelf uit beeld zijn.