tussenruimte

Een wandeling, om te volgen wat er gebeurt tussen de twee locaties van het Nederlands Instituut voor Onderzoek ter Zee. Eentje zit in Yerseke, de andere op Texel. De locaties worden beschouwd als één instituut. De wandeling is dan eigenlijk een shortcut tussen de verschillende ruimtes van gebouw Y en T van het instituut; deze shortcut is niet langs gangen en trappenhuizen in de gebouwen van het instituut, maar tussen de buitenmuren – in de tussenruimte van het instituut.

Als ik toch van Y naar T loop, dan volg ik wat er gebeurt tussen de zee en het land. Zee en land worden beschouwd als één wereld. De wandeling is dan eigenlijk een shortcut tussen de Noordzee, de Atlantische Ocean, zeeën en oceanen enerzijds, en Nederland, Europa, landen en continenten anderzijds. Deze shortcut is niet langs een grens, een zogenoemde interface, intersectie of iets liminaals, maar gewoon tussen de buitengolven – in de tussenruimte van de wereld.

De shortcut van Y naar T lijkt lang, maar het woord is in goed Nederlands snelkoppeling. In 20 gekoppelde etappes wandel ik snel van Y naar T. Deze shortcut is niet uit de wandelliteratuur, maar uit die van de computers: snelkoppeling, het icoontje dat de kortste route is naar het gekoppelde, niet-zichtbare object, in plaats van het volgen van een hiërarchische folder-structuur.

Onderweg maak ik misschien wel allerlei andere snelkoppelingen naar niet-zichtbare objecten. De shortcut is immers niet alleen van Y naar T, maar ook van land naar zee; dat verruimt de blik een beetje, de lijn loslaten en de etappes zien als snelkoppelingen die misschien wel weinig te maken hebben met aslijnen.

Wat kunnen snelkoppelingen zijn? Alles wat zich tussen de buitenmuren bevindt van complexen waar men tegenaan, overheen, of omheen loopt, zoals de Neeltje Jans, Maasvlakte, IJmuiden, Petten, Den Helder, de badplaatsen en kuuroorden. Hier wordt doorheen of omheen gelopen uit noodzaak, een letterlijk blokje om, omdat ze nogal vast staan op een plek. Zo’n vastgeroest complex is misschien niet het eerste wat een snelkoppeling inspireert, ook al zijn complexen verderop die soms in het zicht zijn, zoals boortorens of zeemolen-parken, dat misschien juist weer wel.

Snelkoppelingen zijn misschien eerder de aangespoelde dingen tussen de bastions, zoals plastic troep of gestrande schepen. Oceaan clean-ups lijkt iets dat ver weg staat van de Noordzee-kust die normaliter wordt gezien als een schoon gebied. Een scheepskerkhof lijkt misschien ook ver weg, als iets dat behoort bij elders, buiten het zicht. Behalve als je de snelkoppeling erbij haalt die voor je voeten ligt, waar je over struikelt of tegenaan loopt, of wat even in een ooghoek verschijnt en verdwijnt.

Snelkoppelingen kunnen ook gebroken zijn, een verhaal werkt soms gewoon niet. Je kunt een snelkoppeling maken, maar deze ook laten als het niet werkt. Een plastic zak op het strand lijkt misschien dezelfde als die op het strand 3000 km. verderop, maar ze hoeven helemaal niet met elkaar verbonden te zijn. Een link die ik leg tussen een net geschilderd schip dat de haven uit vaart om wat onderzoek ter zee te doen en een scheepskerkhof aan de andere kant van de wereld heeft misschien in het geheel geen relatie. Nog niet, misschien nooit.

(Als het woord snelkoppeling niet werkt voor de lezer, dan kan ik altijd nog het woord alias gebruiken – een synoniem van snelkoppeling. Een alias is echter geen stand-in, een vervanger die hetzelfde doet; maar een vorm van hetzelfde object die juist iets anders doet. Daar kom ik misschien nog op terug, zeker met het oog op de gebroken versie van de snelkoppeling.)

Deze wandeling is een verkenning van dagelijkse praktijken in relatie tot wetenschap – het omdraaien van het meer gebruikelijke ‘wetenschap die dagelijkse praktijk doet.’ Voorbeelden van het laatste te over. Wandelen als wetenschappelijke techniek in een Londens bos, in een post-socialistische wijk in Tsjechie, in stedelijk Singapore, in de kunsten en in vele andere omgevingen leidt tot allerlei nieuwe kennis over het onderwerp van studie, of over de wandeltechniek zelf.

Dagelijkse praktijk die ook wetenschap doet, werkt misschien net iets anders. Het is een wandeling langs bepaalde praktijksituaties, maar de wandeling is ook een voorwaarde voor het participeren in en het vormgeven van die praktijken. De ruimte wordt geconfigureerd terwijl ik erdoor heen loop, als je ruimtelijk wilt denken. Maar misschien moet ik het dichter bij huis houden, bij mijn eigen geschiedenis.

Misschien is het de wens voor experimentele archeologie in een nieuw jasje, experimenteren met ‘objecten’ die toevallig op mijn pad komen. Misschien is het een archivistische oefening, een zoekwijzer of toegang maken op ongrijpbare materie van even zozeer onbegrijpelijke omvang die zorgen baart. Misschien is het een zoektocht naar de omgang met een bepaalde zaak of aanleiding die me aan het denken zet, me bijna verplichten tot nadenken. Misschien is het slechts een oefening in wandelen en onderzoek doen naar wetenschap – hoe tot wetenschap te verhouden, naast of in plaats van de academische vorm.


Update april 2021 Annemarie Mol heeft een prachtig hoofdstuk geschreven over zijn in de dagelijkse praktijk, met daarin enige aandacht voor de wandelaar als een van de conventionele ikonen van dit zijn. Haar punt is een overwaardering van wandelen ten opzichte van andere dagelijkse praktijken om te ‘kennen’, omdat wandelen nou eenmaal hoger in de hiërarchische mens-boom zit dan praktijken die men voor kennisgeving aanneemt zoals eten. Aangezien wetenschappelijke wandelaars blijkbaar gewoon zijn hun leesvoer over wandelen meenemen op hun eigen onderzoekswandeling, zal ik dit punt als een ingredient mee nemen.

Terug naar boven